De 16de eeuw is voor de biologie een overgangsfase. Van een discipline die nog sterk steunt op Grieks-Romeinse auteurs en 'straffe verhalen' wordt het een wetenschap van liefhebbers die vooral op hun eigen waarneming voortgaan. Het Walvisboek van Adriaen Coenen (1514-1587) is een getuige van die evolutie. Coenen combineert eigen observaties met sterke zeemansverhalen, die hij kritisch evalueert. Zijn waarnemingen hebben wetenschappelijke waarde: ze schetsen een beeld van het ecosysteem in de Noordzee aan het eind van de 16de eeuw, toen er nog geregeld scholen walvissen langszwommen. Coenens stijl is aandoenlijk, soms naïef en altijd gedetailleerd, waardoor dit handschrift ook een artistieke waarde krijgt.

Dit werk online raadplegen